Er was in die tijd niets. En daarom toog Vogel aan het werk.
Terug naar overzichtHet is deze maand 100 jaar geleden dat Willem Vogel geboren werd, één van de belangrijkste componisten van protestantse kerkmuziek van de 20e eeuw. De naam is u ongetwijfeld welbekend en zijn 100-jarige verjaardag is ook in de media niet onopgemerkt gebleven. Een stukje van zijn leven dat echter onderbelicht bleef in al deze aandacht, is de sterke connectie die Willem Vogel had met de Van der Leeuwstichting. Als studiesecretaris van midden jaren ’70 tot eind jaren ’90 maakte hij de hoogtijdagen van de stichting op muzikaal gebied van dichtbij mee en had daar zelf ook een belangrijk aandeel in.
Willem Vogel werd op 2 mei 1920 geboren in Amsterdam. Hij raakte al jong gefascineerd door het orgel, maar moest door de crisis van de jaren ’30 aan de slag als stoffeerder. In zijn vrije tijd blijft hij zijn orgelspel ontwikkelen en vlak voor de oorlog wordt hij organist in een klein kerkgebouw in Amstelveen. Ondanks de moeilijke tijden in de Tweede Wereldoorlog besluit Vogel om zijn baan als stoffeerder op te zeggen en zich tijdens de oorlog volledig te wijden aan de muziek. Hij volgt een cursus tot koordirigent en volgt les bij een nieuwe orgeldocent. Het kenmerkt het doorzettingsvermogen en de toewijding aan de muziek die Vogel had.
Tijdens de opbouw na de oorlog ontwikkelt de Nederlandse kerkmuziek zich razendsnel, met Vogel als één van de centrale musici. Tijdens de wederopbouw verandert het muzikale landschap binnen protestants Nederland, opmerkelijk genoeg onder sterke invloed van de Duitse kerkmuziek. In Vogels eerste naoorlogse orgelcomposities is deze Duitse invloed ook goed te horen, maar voor de volkszang zijn de Duitse composities vaak te moeilijk en moet Vogel een eigen Nederlandse geluid ontwikkelen. Bij het afscheid van Vogel als organist in 2006 schreef Trouw dan ook de bovenstaande zinnen. “Er was in die tijd niets. En daarom toog hijzelf aan het werk.”
In het midden van de jaren ’60 krijgt Vogel een steeds belangrijker stem in de kerkelijke structuren die de nieuwe Nederlandse liturgie vorm moeten geven. Hij neemt plaats in de Raad voor de Eredienst en de Commissie voor de Kerkmuziek. In de jaren ’70 wordt hij ook studiesecretaris bij onze Van der Leeuwstichting. Vanuit deze positie helpt hij om vorm te geven aan de hoogtijdagen van de Nederlandse kerkmuziek met verschillende publicaties, mede van zijn hand, bij de stichting: het Compendium bij de Gezangen uit het Liedboek (1977 en 1978), het Proeve van een oecumenisch ordinarium (1968 en 1978) of Kinderen van Korach (van 1987 tot 1999) om er een paar te noemen.
Voor Vogel zelf was wellicht de uitgave van zijn eigen motettenproject het hoogtepunt. Deze composities op basis van evangelieteksten werden eerst door de Commissie voor de Kerkmuziek in delen uitgegeven en vervolgens in zijn geheel door de Van der Leeuwstichting. Bij deze uitgave werd door de stichting ook een LP verzorgd met een opname van Vogels eigen Sweelinckcantorij, de cantorij die hij opzette in de Oude Kerk in Amsterdam en waar hij tot op hoge leeftijd leiding aan gaf. Mocht u hem zelf nog in de kast hebben staan, dan is hij de moeite van het opnieuw beluisteren zeker waard!
Wilt u zelf wat van de hoogtijdagen van Vogel herbeleven? De stichting cantoraat plaatst in mei elke dag een kort stukje over Vogel, vaak met opname.
- Martijn Beukenhorst, coördinator Van der Leeuwstichting