van der Leeuw Stichting

Alexis de Roode over Barnard / Van der Graft

Een van de programma-onderdelen tijdens Smeken om verbeelding op 29 november 2014 was een lezing van dichter Alexis de Roode over het werk van Willem Barnard / Guillaume van der Graft. Len Borgdorff, hoofdredacteur van Liter en jury-lid van het CLO, was erbij en schreef een verslag. 


RAAKPUNTEN

Op 29 november organiseerde de Van der Leeuw Stichting in De Nieuwe Liefde te Amsterdam het festival Smeken om Verbeelding. Alexis de Roode sprak daar over Willem Barnard.

In 2010 vierde Alexis de Roode de presentatie van zijn derde bundel Gratis tijd voor iedereen met een fakkeloptocht door Utrechtse stegen. Deelnemers waren jonge dichters. Het is niet moeilijk om je de gebeurtenis voor te stellen en dan vooral het moment waarop de jonge dichters voor het raam van de negentigjarige Willem Barnard blijven stilstaan, die zichtbaar geniet.
Niet lang daarna komt Barnard, alias Guillaume van der Graft, te overlijden. Hij heeft dan zeventig jaar aan een indrukwekkend poëtisch oeuvre gewerkt, terwijl Alexis de Roode nog aan het begin staat van zijn dichtersloopbaan waarvan intussen wel duidelijk is dat die veelbelovend is.

Gelukkig heeft De Roode de oude dichter nog leren kennen, maar ‘Hij komt steeds meer op mijn pad sinds hij dood is. En dit is nog maar het begin.’
De verschillen tussen de jonge en de oude dichter zijn te groot om van raakvlakken te spreken, maar raakpunten zijn er zeker, zo opent hij zijn praatje, dat zo gelardeerd wordt met het voordragen van goed gekozen gedichten om de raakpunten mee te illustreren dat het slot moet worden afgeraffeld en enkele raakpunten sneuvelen. Jammer, ik had veel langer naar Alexis de Roode willen luisteren.

Geloof
Alexis komt uit een antikerkelijk milieu. Alleen zijn Rooms-Katholieke grootvader smokkelde de kleine Alexis wel eens mee naar een mis en dat was genoeg om hem gevoelig te maken voor de mystiek van liturgie. Zoals Alexis ondanks een antikerkelijk milieu affiniteit met het katholicisme ontwikkelde, zo deed Barnard dat ondanks zijn protestantse herkomst. 

'Ik wil kunnen bidden voor de doden, ik wil wierook branden, kaarsen ontsteken, kruistekens maken, knielen, wijwater sprenkelen. Maar ik praat er nooit over. Men zou mij als Jona uitwerpen' schreef hij al in 1957.
Lezend in Barnards dagboeken voelt De Roode verwantschap met de geloofsworsteling van de dichter.

Liefde
Via de raakpunten Nijmegen, kerklied en angst komen we bij de liefde. Barnard zegt ergens 'Alles wat echt ertoe doet is niet meetbaar, daar kun je niet rationeel over spreken. Liefde is ook geloof. Dat is een sprong: ik geloof in jou. Wat er ten slotte over blijft is geloof, hoop en liefde. Maar de meeste van deze is de liefde.' En in een dagboekaantekening staat:  'Ik voel me thuis in de tijd, in het aardse leven, inclusief de erotiek, want Eros is een hooggeplaatste engel'.

 

Gedicht: Katinka

Ik zou zo graag hoog van de toren willen blazen
de paarse paarden in de schemering
een overbodige melodie in as.

Kijk, onder in de moestuin staat Katinka
met een goudreinet in haar handen
die houdt zij tegen haar keel.

Ik zou graag de appels willen horen ploffen
in het gras aan de voet van de toren
elegie van appels in het gras.

Hoor, aan de rand van het water staat Katinka
te roepen door haar spitse handen
en de weerschijn van het water is geel.

Ik zou graag laag over het water willen scheren
met uit de galmgaten van de toren
de melodie van Katinka

met dauw in het haar en de galm van het water
weerspiegeld in haar ogen,
weerkaatst in haar keel.

Guillaume van der Graft

 

Terwijl De Roode zijn verhaal vertelt, kijk ik af en toe schuin achter me, naar twee vrouwen die aan zijn lippen hangen, soms een woord lijken mee te prevelen, instemmend knikken. Het verhaal van De Roode neemt je mee, het aandachtige publiek maakt dat alleen maar nog makkelijker, maar de intense aandacht van deze twee dochters van Barnard maakt de lezing een feest, in iedere geval voor mij.

Utrecht
Nog meer raakpunten zijn er: liturgie, gedicht versus lied, de tijd die tijdens de lezing zo dringt en natuurlijk de stad die hun thuis was: Utrecht.
In het nieuwe stadskantoor van die stad vinden de twee dichters elkaar: een kwatrijn over de stad van Guillaume van der Graft en het antwoord daarop van Alexis de Roode.

Geboren in een wereld die nog kon, 
reikhalzend naar, onder dezelfde zon, 
ooit ergens een utopia, tenslotte 
verdwaald in een legpuzzel van beton.

(Guillaume van der Graft, 1995)

 

Wie voorgoed verdwaald en van zon verweesd 
de doolhofmuren als gedichten leest 
zal toverkracht in blinde steen ontdekken 
die leegte levend maakt en dood geneest.

(Alexis de Roode, 2014)

En zo bezocht de Utrechter die ik ben Amsterdam om daar een Utrechter te horen praten over een Utrechter.


Len Borgdorff,
met dank aan Alexis de Roode,
23 december 2014